Even een stukje geschiedenis van de optiek, want als opticien sta je in een lange lijn van professionals die anderen al eeuwenlang helpen om beter te zien. Brillen zijn voor ons heel vanzelfsprekend, maar dit is lang niet altijd zo geweest. Ook vroeger zagen mensen al slecht maar waren er geen hulpmiddelen beschikbaar om dit te corrigeren.
Volgens deskundigen is de bril de op vier na meest belangrijke uitvinding sinds de mensheid vuur heeft ontdekt en het wiel heeft uitgevonden. De reden: voor het eerst in de menselijke geschiedenis konden miljoenen mensen van goed zicht genieten, in plaats van dat zij problemen met hun zicht hadden. Vandaag de dag nemen we dit voor lief, maar eeuwenlang was er gewoonweg geen oplossing voor mensen die leden aan een visuele beperking – de bril moest nog worden uitgevonden. Het duurde erg lang voordat de moderne bril, zoals we die tegenwoordig kennen, ontwikkeld was. Dit proces vereiste een hoop experimenten, het was een komen en gaan van veel verschillende soorten brillen.
Wanneer, waar en door wie de bril precies is uitgevonden, kun je niet even snel zeggen. De uitvinding van glazen schijfjes voor het compenseren van ‘refractiefouten’ van het oog is waarschijnlijk in de Middeleeuwen gedaan.
De Sumeriërs (3000 tot 2000 v.Chr.) maakten als eerste glas van ruw materiaal. De oudst bekende lens, door Austen Henry Layard gevonden bij het Assyrische paleis van Nimrud, stamt uit ongeveer 700 v.Chr. Vanwege de perfecte staat waarin die in 1850 werd gevonden, is de Nimrud-lens de beroemdste lens uit de oudheid.
De oude Grieken en Romeinen gebruikten kleine glazen bollen, gevuld met water, om hun zicht te verbeteren en om kleine voorwerpen beter te kunnen zien. Zij waren echter niet bekend met de beginselen van de optica en refractie en schreven het vergrotende fenomeen toe aan het water en niet aan het gebogen glas.
De Arabische geleerde en astronoom Ibn al-Heitam (ca. 965-1040 n.Chr.) was de eerste persoon die suggereerde dat gepolijste lenzen mensen met een visuele beperking zouden kunnen helpen.
Een Latijnse kroniek van het Dominicaanse klooster van Santa Caterina D’Alessandria in Pisa verwijst naar Alessandro Spina (1238-1313). In de necrologie van Spina uit 1313 wordt melding gemaakt van het feit dat hij brillenglazen had gezien bij een onbenoemd persoon die de uitvinding voor zichzelf wilde houden.
De uitvinding van de brillenglazen wordt ook toegeschreven aan Salvino degli Armati, een Florentijns edelman. Auteur Ferdinando Leopoldo del Migliore publiceerde een boek in 1684 waarin hij verwijst naar een inscriptie op het graf van Almati, in de kerk van Santa Maria Maggiore in Florence. Daar zou hebben gestaan: “Hier rust Salvino degli Armati, zoon van Armato van Florence, uitvinder van de bril. Moge God zijn zonden vergeven. A.D. 1317”.
Van keizer Nero (uit de eerste eeuw na Christus) is bekend dat hij een geslepen, holle, groene smaragd voor zijn ogen hield als vergrootglas om de duels van de gladiatoren beter te kunnen zien. Andere onderzoeken wijzen in de richting van de hypothese dat Nero de steen gebruikte vanwege het kalmerende effect op zijn ogen omdat die de schittering van de zon wegnam.
Italiaanse monniken ontwikkelden in de 13e eeuw een halfronde lens van bergkristal en kwarts die, wanneer deze op een stuk papier werd geplaatst, de letters vergrootte. Dit hulpmiddel was een zegen voor vele, oudere monniken met een oogafwijking. Hun levenskwaliteit werd hierdoor aanzienlijk verbeterd. Gedurende deze periode werd het Duitse woord voor bril (Brille) steeds meer gebruikt. Deze term is afgeleid van beril, de naam van het bergkristal dat werd gepolijst om de eerste brillenglazen te maken.
In die periode was er in Venetië, zoals nu nog, een fabriek waar glas wordt geproduceerd (Mourano). In 1284 werd een gilde van kristalmakers opgericht.
Andere bronnen plaatsen de uitvinding van de brillenglazen in China, en het meebrengen ervan door Marco Polo naar Venetië toen hij terugkwam van zijn reizen (1295). Chinese rechters zouden glazen van kwartskristal voor hun ogen hebben gehouden om hun zicht te verbeteren.
Gedurende deze periode was de hele wereld op Italië gericht, omdat het witte glas dat nodig was voor het maken van visuele hulpmiddelen, alleen gemaakt werd in de glasfabriek van Murano.
Aan het einde van de 13e eeuw slaagde de glasblazers (cristalleri) erin om een grote doorbraak te realiseren: voor het eerst lukte het ze om twee bolle (convex) lenzen te maken, elk in een aparte houten ring met steel te plaatsen en te verbinden met een klinknagel. Eureka: de eerste bril was een feit!
De expertise van de ambachtslieden werd niet gedeeld met buitenstaanders, de formules werden strikt geheimgehouden en de cristalleri, mochten het eiland niet verlaten. Er stond zelfs een tijdlang de doodstraf op het overtreden van deze regels.
Aanvankelijk was het gebruik van een bril beperkt. Maar de interesse van het volk nam toe nadat Gutenberg in 1450 de typografie had uitgevonden en het aantal gepubliceerde boeken sterk toenam.
Naargelang de jaren verstreken, vervingen de glasblazers de stelen van de bril voor een boog, en het houten montuur voor lood. Het resultaat hiervan is wederom een belangrijke stap in de evolutie van visuele hulpmiddelen: brillen met veren die veel lijken op wat wij vandaag de dag dragen. Er werden steeds meer verschillende materialen gebruikt: vanaf de 16e eeuw werd er leer, schildpad, schelp, hoorn, balein, ijzer, zilver en brons gebruikt. Dit waren allemaal materialen die alleen de rijken zich konden veroorloven.
De eerste brillen hadden bolle lenzen en konden alleen worden gebruikt voor verziendheid. In de vijftiende eeuw kwamen exemplaren met holle lenzen, die gebruikt konden worden voor bijziendheid. Deze werden uitgevonden door Nicholas van Cusa (Nicolaus Cusanus, 1401-1464), Duits kardinaal, filosoof, jurist, astronoom en humanist.
Tot aan het eind van de achttiende eeuw was het gebruikelijk dat venters op straat en kleine handelaren, goed op de hoogte van het principe van de bril, hun waren verkochten. Oogartsen hielden zich bezig met oogziekten en stuurden hun patiënten naar deze handelaren als ze dachten dat dit nodig was. Het enige criterium voor een bril was de leeftijd van een patiënt, als het zicht afnam naarmate men ouder werd. Later begonnen glasbewerkers brillen te maken met verschillende sterkten voor zowel ver- als bijziendheid.
De volgende belangrijke innovatie in de geschiedenis van de bril was de uitvinding van de bifocale bril. Dit maakte het mogelijk om één bril te gebruiken in het geval een persoon zowel bij- als verziend was. Benjamin Franklin (1706-1790), Amerikaans diplomaat, wetenschapper en opticien, wordt wereldwijd erkend en bewonderd als de uitvinder van de bifocale bril en andere praktische uitvindingen. De volgende doorbraak in de behandeling van brekingsafwijkingen was teweeggebracht door de beroemde Nederlandse oogarts Franciscus Cornelis Donders (1818-1889) met zijn uitmuntend werk op het gebied van ‘refractie en astigmatisme’.
Aan het begin van de achttiende eeuw werden brillen niet op de neus gedragen, maar in de hand voor de ogen gehouden. Ze heetten fassamano. Dit waren brillen voor de aristocratie en de rijken, voornamelijk in Frankrijk, als een uiting van intelligentie, status en rijkdom. Pas in 1730 creëerde de Londense opticien Edward Scarlett de voorloper van de moderne bril met de glazen aan twee pootjes die op de oren rusten.
Moderne ‘veerbrillen’ werden vanaf 1850 pas echt populair. Het basisontwerp is de afgelopen anderhalve eeuw grotendeels ongewijzigd gebleven. De brillen zijn na verloop van tijd wel comfortabeler geworden met beter ontworpen veren en comfortabelere neuspads. In het begin van de 20e eeuw hebben brillen nagenoeg anatomische perfectie bereikt.
In de achttiende eeuw werd het draagcomfort verhoogt met de komst van de Nurnberg brillen. Dit type bril had een montuur dat ervoor zorgde dat de bril beter op zijn plek bleef. Wel zaten ze evengoed niet zo heel lekker en werden ze ook wel neusverbrijzelaars genoemd, toch werd het hierdoor veiliger om met een bril op hard te lopen of paard te rijden en zorgde deze bril voor een vooruitgang. Dit was de eerste bril met poten die achter het oor zaten en daarmee een innovatieve uitvinding, de bril zoals we die nu kennen lijkt nog steeds erg op dit model.
Verderop in de achttiende eeuw kwam er een nieuwe modegril op brillengebied de kop op steken, de monocles werden populair. Dit is een bril met slechts een glas dat je dan tussen het oog geknepen wordt. Vooral bij de rijke aristocraten en de elite van Engeland en Duitsland werd dit een populair accessoire. De Fransen droegen lever de neusknijper of op zijn Frans de pince-nez. Dit waren twee brillenglazen zonder poten om achter het oor te klemmen maar deze bril zit vast op de neus en steunt daarnaast op de spieren rond de ogen. Een voordeel van dit type bril was dat men hem snel weer af kon zetten.
Fabrikant Zeiss was in staat om cruciale verbeteringen aan te brengen als het aankomt op brillenglazen. In plaats van zich te richten op producten die beter zouden verkopen, richtte Zeiss zich vanaf 1908 op de ontwikkeling van brillenglazen die het oog met het gehele gezichtsveld zouden ondersteunen. Het team – dat door de beroemde optische wetenschapper Moritz von Rohr (1868-1940), Zweedse oogarts en latere Nobelprijswinnaar Allvar Gullstrad (1862-1930) werd aangevoerd – richtte al hun aandacht op de ontwikkeling van brillenglazen voor staarpatiënten, omdat zij de grootste behoefte hadden aan beter zicht. Hun onderzoek resulteerde in brillenglazen met beeldvorming door middel van brandpunten. Dit zorgde voor een revolutie in de oogzorg in 1912
Begin twintigste eeuw ontstond de bril zoals we die vandaag de dag kennen. Brillen zijn tegenwoordig volop verkrijgbaar in allerlei soorten, maten en prijsklassen. Ook zijn ze niet meer weg te denken uit ons modebeeld en in westerse landen zijn ze voor iedereen die er een nodig heeft beschikbaar. Bij kinderen wordt van jongs af aan in de gaten gehouden of ze misschien een bril nodig hebben en ook op latere leeftijd als het zicht slechter wordt is het niet gek om naar de opticien te gaan. De innovatie op brillengebied ontwikkelt zich nog steeds, denk bijvoorbeeld aan brillen waarmee je zowel dichtbij als veraf ver kunt zien of brillen die een cilinder of andere complexe afwijking corrigeren. Er zijn tegenwoordig brillen voor iedere afwijking en voor ieders smaak is er wel iets. Zonnebrillen op sterkte zijn ook een mooie ontwikkeling voor automobilisten of voor ogen die gevoelig zijn voor licht.
Voor wie toch liever geen bril draagt zijn er ook nog lenzen beschikbaar. Als deze eenmaal goed in je oog zitten heb je er de rest van de dag geen last meer van en kun je perfect zien zonder een zichtbaar hulpmiddel. De nieuwste ontwikkeling is het laten laseren van je ogen. Door deze ingreep wordt je zicht aanzienlijk verbeterd en kun je een tijd zonder hulpmiddelen door het leven, terwijl het zicht goed is.
De geschiedenis van de bril is lang, van keizer Nero tot de innovatieve brillen en alternatieven van nu. Denk de volgende keer dat je je bril op je neus zet eens even aan de lange weg die aan het ontstaan van dit hulpmiddel vooraf is gegaan. Bedenk hoe gelukkig je jezelf kunt prijzen dat je een bril hebt waardoor je elke dag kunt autorijden, sporten en boeken kunt lezen. Het maakt je onafhankelijk en zorgt ervoor dat je mogelijkheden onbegrensd zijn. Sta hier eens bij stil als je de wereld bekijkt vanachter je brillenglas vandaan.